In de afgelopen weken is mij door diverse media gevraagd om commentaar te geven op het cao-conflict tussen twee bekende supermarktketens en de vakbonden. Het conflict spitst zich toe op de vraag of er binnen de distributiecentra van de supermarkten met meer (standpunt supermarkten) of juist met minder (standpunt vakbonden) flexkrachten gewerkt moet worden.
Volgens de supermarkten stelden de vakbonden onrealistische eisen. Gevolg: beide werkgevers kondigden aan het cao overleg te staken en zelf in overleg met het personeel afspraken te maken over lonen en arbeidsvoorwaarden. Toen mij door enkele journalisten gevraagd werd of “dit zomaar kon” en of een werkgever gerechtigd is om buiten de vakbonden om arbeidsvoorwaarden vast te stellen of te wijzigen, benadrukte ik twee zaken.
In de eerste plaats is een werkgever niet verplicht om met een vakbond een nieuwe cao te sluiten. De aflopende cao kan echter niet zomaar aan de kant geschoven worden. In de regel heeft deze oude cao nawerking. Dat wil zeggen dat deze cao blijft gelden totdat er een nieuwe cao tot stand komt (maar juist dat lijkt nu niet te gebeuren) of totdat werkgever en werknemer nieuwe afspraken met elkaar maken over de tussen hen geldende arbeidsvoorwaarden. Kortom, de beide supermarkten mogen best proberen om buiten de vakbonden om met hun medewerkers arbeidsvoorwaardelijke afspraken te maken.
Laten de vakbonden zich dan zomaar buitenspel zetten? Kunnen zij met acties en stakingen niet afdwingen dat de cao-onderhandelingen worden hervat? Het probleem voor de vakbonden is dat zij te kampen hebben met een steeds lagere organisatiegraad (minder dan 20% van de Nederlandse werknemers is nog lid van een vakbond) en dat de actiebereidheid bij de vele flexwerkers in de distributiecentra om begrijpelijke redenen (denk aan het risico op geen contractverlenging) laag is.
Maar is de opstelling van de supermarkten misschien de voorbode van een trend waarbij steeds meer werkgevers zich zullen terugtrekken uit het cao-overleg? In de beantwoording van die vraag wijs ik erop dat het hierboven beschreven cao conflict in wezen een symptoom is van een groter, landelijk arbeidsmarktprobleem: flex versus vast. Voor veel werkgevers is de keuze voor (steeds meer) flex geen opportunistische keuze in een poging loonkosten te minimaliseren, maar voelen zij zich gedwongen uit te wijken naar allerlei flex- en zzp- constructies doordat het vaste arbeidscontract met (veel) te veel verplichtingen overladen is. Alleen al de loondoorbetalingsplicht bij ziekte doet sommige werkgevers huiveren en besluiten om alleen nog maar flexibele arbeidskrachten in te zetten.
In mijn optiek zal de overheid er snel voor moeten zorgen dat het voor werkgevers weer aantrekkelijker en minder belastend wordt een medewerkers een vast contract te geven. Gebeurt dit niet, dan zullen inderdaad steeds vaker cao-onderhandelingen stuklopen en komt het einde van de cao als fenomeen daadwerkelijk in zicht.
Nu maar hopen dat het nieuw te vormen kabinet de noodzaak en prioriteit van het ingrijpen op de arbeidsmarkt inziet. Dit is in het belang van werknemers, werkgevers én vakbonden.